Knarsend grind en dan bel ik aan…
Liever ben ik iets te vroeg als ik met mensen moet praten over naderend afscheid. Niet veel te vroeg, een minuut of wat –
maar zo dat zij niet hoeven wachten.
Het getik van mijn hakken in de halis als het wegtikken van tijd…
’tiktak, tiktak, ik breng een onmogelijk gesprek,
tiktak, tiktak, tiktak.’
Verwachtingsvolle blikken in ogen van kinderen, kleinkinderen
en een vrouw die voor iedereen wil zorgen maar ook vreselijk moe is,
er ligt een oude hond op het kleed.
Wat ongemakkelijk kennismaken is het, een combinatie van gelatenheid, ongemak en gastvrijheid.
‘Zullen we naar Cees toegaan?’
vraagt iemand, want er moet toch iets gebeuren.
Hij ligt in een kamer met veel stoelen en veel, heel veel foto’s, briefjes, kindertekeningen, klei- en knutselwerkjes.
Dat maakt het wat gemakkelijker om hem tegemoet te treden:
‘Dag,’ zeg ik (het goedemorgen, goedemiddag, goedenavond heb ik al lang afgezworen), ‘ik ben Joanne. Van uw vrouw begreep ik dat het niet goed met u gaat en dat u gaat sterven, maar dat we daar eerst nog even over moeten praten met elkaar. Niet over dat sterven, bedoel ik,
maar over wat er daarna komt.’
Hij grinnikt en zegt: ‘Ja, ik wil graag over mijn graf heen regeren.’
‘Dat past ‘m,’ zegt een zoon in de hoek van de kamer
en hij glimlacht naar zijn moeder
‘Heeft u vragen voor ik ze u stel?’ vraag ik,
‘vindt u het goed als ik wat notities maak?’
Onleesbaar lijken mijn aantekeningen, soms zijn het meer codes, maar ik weet dat het gesprek hiermee later weer aan mij voorbij zal trekken.
Het wordt een bijzondere ontmoeting. Het afscheid staat gepland in de agenda van de familie en de arts die de euthanasie zal uitvoeren, maar vooral in hun hoofden en harten. Er is ineens een datum die voortaan anders zal zijn. Een jaar dat genoemd zal blijven.
Ze hebben hier zo naartoe geleefd, dat deze ontmoeting als het ware een opluchting is, een verdrietige opluchting:
Straks is alles geregeld en is er alle tijd voor het allerbelangrijkste:
Tijd voor elkaar,
tijd om alles nog uit te spreken wat niet ongezegd mag blijven,
tijd om afscheid te nemen
en om alle waardevolle momenten samen te koesteren.
Als het gesprek is afgerond zakt hij terug in zijn kussens.
‘Ik zie u niet meer,’ zegt hij, ‘maar het is fijn dat u er was.’
‘Ik wens u een goede reis en dank voor uw vertrouwen,’ zeg ik.
Zijn vrouw loopt mee naar de voordeur,
we nemen afscheid zonder veel tegen elkaar te zeggen.
Zoals er een spreken is dat stil maakt, zo is er een stilte die spreekt.